De wereld van ontwerper Claes Iversen stortte 26 november 2009 in toen de
Citybox opslagruimte in Noord met daarin al zijn oude collecties tot de
grond toe afbrandde. "Ik bewaar alles, met het idee dat het misschien
ooit in een museum komt. Sommige stukken hebben ook in een museum gehangen.
Alleen de laatste twee collecties hingen ergens anders. Verder is alles weg",
aldus Iversen.
Ondanks deze tegenslag showt de van oorsprong Deense Iversen toch zijn
nieuwste collectie tijdens de Amsterdam Fashion Week, die van 27 tot en met
31 januari plaatsvindt.
"Ik probeer maar in mijn hoofd te houden dat mode heel vluchtig is en dat
het om oude collecties gaat. Het is gebeurd, dus er is niets meer aan te
veranderen. Ik focus me nu volledig op de show die komt, de klap zal daarna
wel komen. Nu ben ik eigenlijk te druk om volledig te beseffen wat er
gebeurd is.”
Niet in de winkels
De wintercollectie die hij deze fashion week toont, zal niet in de winkels
komen te liggen. "Als je dat wilt, moet je meteen na de show gaan
verkopen. Dan dient alles geregeld te zijn, patronen en stoffen moeten bij
de producent liggen. Na een order moet je op de knop kunnen drukken om de
kleding te maken, anders kan je niet op tijd leveren. Zo ver ben ik niet.”
Daar moet verandering in komen, Iversen zit nu middenin het proces om, zoals
hij het zelf noemt, "zakelijker te worden".
"Tijdens mijn opleiding lag de nadruk heel erg op creatieve ontwikkeling,
het ontwikkelen van een collectie. Maar wat er daarna gebeurt, de weg van de
catwalk naar de winkel, daar wist ik niets van."
Klap in het gezicht
Na zijn opleiding startte Iversen vol enthousiasme een eenmanszaak. De eerste
collectie die hij zelfstandig presenteerde werd door de pers lovend
ontvangen, ook ontving hij in dat jaar de zeer prestigieuze Prix de la Mode,
een prijs voor de beste Nederlandse ontwerper. "Er was bovenmatig veel
persaandacht, maar dat leidde niet tot aanbiedingen van inkopers of
productiebedrijven. Dat was een klap in mijn gezicht. Ik kreeg ineens door
hoe moeilijk het zou worden."
Zo kwam Iversen erachter dat het inkopen van stoffen voor een collectie om te
showen iets heel anders is dan inkoop voor een lijn die in de winkels komt
te hangen. "Stoffenproducenten werken vaak met minimale afname. Je moet
bijvoorbeeld minstens 500 meter stof kopen en ook producenten willen
afspraken over hoeveel stuks er gemaakt gaan worden. Zo ver was ik nog
helemaal niet."
Stage bij kledingmerk Just B
Om meer praktijkervaring op te doen, meldde Iversen zich aan voor het
programma 'Turning talent into business', van ondernemersclub Syntens. Die
regelde een stage voor hem bij het Nederlandse kledingmerk Just B, dat onder
meer in de Bijenkorf te koop is. Tijdens die stage ontwierp Iversen zes
kledingstukken voor de zomercollectie van Just B. Daarbij was hij betrokken
bij het hele productieproces; van ontwerp tot inkoop tot productie in China.
Geïnspireerd door zijn stage presenteerde Iversen de vorige fashion week een
zeer draagbare collectie voor komende zomer. "Ik had nagedacht over de
prijzen en daarnaast of het bijvoorbeeld ook mooi zou zijn in maat 40." Toch
resulteerde dat niet in productie en verkoop: "Ik had wel een draagbare
collectie, maar geen agent. Ik had zelf de winkels benaderd, dat ging niet
zo goed. Ik kan mezelf als ontwerper verkopen, niet als merk."
Zak met geld
"Toen besefte ik dat ik dit niet alleen kan. Daarom heb ik een zakelijk
adviseur ingeschakeld waarmee ik mijn bedrijf verder ga professionaliseren.
Als iemand me nu een zak met geld zou geven, dan zou ik niet eens weten waar
ik dat aan moet besteden. Waar moet ik in investeren, wat heeft prioriteit?
Ik moet dat soort vragen kunnen beantwoorden voordat ik op zoek ga naar
bedrijven of personen die financieel in mij willen investeren", aldus Iversen.
Lees ook:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl